Menno Bosma - Journalistieke producties
| |
Journalistieke thema'sInnovatie
Van friendraising tot serious gamingTot voor kort werkten ontwikkelingsorganisaties hoofdzakelijk samen met partnerorganisaties die net als zij NGO waren. Bedrijven werden met argusogen bekeken. Tegenwoordig overschrijden ontwikkelingsorganisaties steeds vaker de grenzen van de sector. Van de vele cross-sectorale initiatieven die de laatste jaren ontstonden, springen die met bedrijven het meest in het oog.
Wemos, gericht op gezondheid wereldwijd, zet sinds kort serious gaming in als onderdeel van haar beleidsbeïnvloedingsactiviteiten. Uitgangspunt hierbij is dat problemen niet op hetzelfde niveau als waarop ze werden gecreëerd kunnen worden opgelost. De organisatie heeft een bordspel ontwikkeld dat met beleidsmakers kan worden gespeeld. Hierbij kunnen verschillende scenario’s en ideaal- en doembeelden aan de orde komen. De spelers ervaren wat consequenties zijn van hun huidige handelen en krijgen spelenderwijs inzicht in de acties die nodig zijn om te komen tot verantwoord beleid met oog voor de impact elders. Het spel past bij een forse koerswijziging. Wemos is teruggekeerd naar haar oorspronkelijke kernfunctie, beleidsbeïnvloeding, en gestopt met publiekscampagnes en het direct financieren van partners in het Zuiden. De scope is nu mondiaal, met een belangrijke rol voor Nederland. Anke Tijtsma, directeur van Wemos: ‘We willen dat Nederland een global health strategy ontwikkelt om internationale gezondheidsproblemen aan te pakken. Maar het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is erg nationaal gericht. In de praktijk kloppen we daarom ook aan bij het ministerie van Buitenlandse Zaken.’Bij het ijveren voor een gedragscode voor het werven van zorgpersoneel kwam ook het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in beeld, alsmede wervingsbureaus, werkgevers en vakbonden. Wemos had al deze nieuwe gesprekspartners met nota’s en vergaderingen kunnen bestoken, maar besloot het anders aan te pakken. Tijtsma: ‘Traditioneel geef je je gesprekspartner een A4’tje. Maar dat is niet leuk en spannend. Je moet beleving toevoegen, zorgen dat je bij de knopjes van je gesprekspartner komt, dat je echt contact maakt.’Het spel is al diverse keren gespeeld. Deelnemers stuiten na een dobbelsteen gegooid te hebben op een vraag, stelling of dilemma. Een stelling is bijvoorbeeld dat in een crisis alle sectoren iets moeten inleveren, ook de zorg. Een vraag is: noem vier acties in Nederland om te bereiken dat in 2040 alle wereldburgers op en top gezond zijn. Wemos-medewerker Linda Mans merkte bij een workshop dat deelnemers heel anders dan voorheen reageerden. ‘Ze stelden elkaar vragen als: wat ga jij morgen anders doen? Normaal gesproken zijn mensen suf geluld en willen ze een drankje.’Wemos wil graag nog een digitale variant maken, waarmee vooral het scenariodenken (‘hoe denk je dat public health er over dertig jaar uitziet?’) verder kan worden uitgediept. DanspartnersEen van de beste voorbeelden van structureel samenwerken met bedrijven biedt dance4life, dat hiv/aids onder jongeren bestrijdt met behulp van dans. De organisatie heeft onder meer een structureel partnership met ID&T, het bedrijf van Duncan Stutterheim dat dance-events organiseert. Die schuift desnoods zelf aan om mee te denken over de opzet van een evenement of om een van zijn contacten in te schakelen.Een andere partner is Exterion Media, dat buitenreclame verzorgt. Exterion stelt elk jaar buitenreclameplekken ter beschikking aan dance4life. Er is onder meer een billboardcampagne gevoerd met Doutzen Kroes. dance4life doet ook dingen voor Exterion. Zo werd een speciale bus, bedoeld voor muziekevenementen, getest. Daarvoor werd dj Hardwell ingeschakeld, die net als Doutzen Kroes ambassadeur is van dance4life. Op het Museumplein in Amsterdam verzorgde Hardwell vanaf de bus een optreden. Dit werd een half uur tevoren via sociale media bekendgemaakt en leverde duizend man publiek op. Bavaria, dat bier levert voor evenementen van dance4life, is ook partner. Gijs Swinkels van Bavaria is weer lid van friends4life.In friends4life kent dance4life een vaste groep ondernemers en directeuren die zich voor de organisatie inzetten. Dit netwerk werd in 2009 opgezet. Het bestaat uit ruim honderd succesvolle, meest jonge, managers en ondernemers. ‘Het zijn over het algemeen mensen die hun eerste stappen zetten op het gebied van goed doen,’ zegt Francine Comstock, coördinator van friends4life. ‘Ze zijn succesvol en willen wat terugdoen voor de samenleving.’Inmiddels zorgt het netwerk voor zo’n 10 procent van de jaarlijkse inkomsten van dance4life. De friends steunen dance4life niet alleen financieel, met 2.500 euro per jaar, maar zijn ook op andere manieren betrokken bij het werk van de organisatie. Zo denken ze mee over inhoudelijke cases en zetten ze hun expertise en netwerk in. Voor de tweede keer dit najaar sluiten vijf friends zich 24 uur op in een situation room, zoals beschreven in het hoofdstuk over innovatiemethoden. In die 24 uur proberen de friends zoveel mogelijk besparingen te regelen voor dance4life. Dat loopt uiteen van de t-shirts voor jongeren die deelnemen aan dance4life-programma’s, bureaustoelen, pennen, hotelovernachtingen, software en wat al dies meer zij. ‘Maar ik kan ook tussendoor even een vraag op de WhatsApp gooien, bijvoorbeeld of iemand een vrachtwagen in de aanbieding heeft,’ zegt Francine Comstock. ‘Vaak is dat dan dezelfde dag nog geregeld. De friends vinden dat prachtig om te doen. Zo voelen ze zich onderdeel van de organisatie.’Op hun beurt profiteren de friends van het netwerk van dance4life. Ieder najaar komen afgevaardigden van alle landen waar dance4life werkt samen in Nederland om ervaringen uit te wisselen. De friends kunnen dan verhalen uit het veld horen en zien wat er met hun financiële bijdrage gebeurt. Daarnaast worden verschillende evenementen georganiseerd, speciaal voor de friends, om de betrokkenheid met elkaar en dance4life te vergroten. Het friends4life-netwerk is een voorbeeld van friendraising, door Vera Peerdeman in 2012 beschreven in het Handboek Friendraising. Peerdeman, die professioneel fondsenwerver is, onderscheidt in haar boek 21 strategieën om vrienden duurzaam aan je organisatie te verbinden. De kern van haar verhaal is dat donateurs geen wandelende portemonnees zijn. Je krijgt alleen iets van ze terug door ze als vrienden te behandelen.Wanneer dance4life samenwerking met bedrijven onderzoekt, kijkt de organisatie niet louter naar het financiële aspect. ‘Het gaat om de wisselwerking,’ zegt Francine Comstock. ‘We kijken dus ook wat onze toegevoegde waarde voor hen kan zijn. Je moet bij elkaar passen.’ Het bijzondere van de verbinding van dance4life met het bedrijfsleven is dat het juist voor deze organisatie lastig is om bedrijven aan zich te binden. ‘Er loopt geen bedrijf warm voor hiv en aids. Bijna geen enkel bedrijf wil zijn merk koppelen aan dit thema,’ zegt dance4life-directeur Eveline Aendekerk. Het vergt dus veel wervings- en overtuigingskracht om een band te kweken. In het geval van dance4life worden dans en jongeren als de verbindende thema’s gebruikt. ‘Wij benadrukken het jongerenelement in ons werk en daar lopen bedrijven wel warm voor,’ legt Aendekerk uit. ‘Ze koppelen zich in eerste instantie aan ons merk en onze doelgroep en in tweede instantie aan de problematiek van hiv en aids.’Business PrinciplesOok Unicef Nederland werkt structureel samen met bedrijven. Bedrijven zijn behalve donoren ook steeds meer partners geworden voor de kinderrechtenorganisatie. ‘De meeste bedrijven in Nederland vinden het tegenwoordig vanzelfsprekend dat hun productieketen vrij zou moeten zijn van kinderarbeid’, stelt Jan Bouke Wijbrandi, directeur van Unicef Nederland. ‘Maar veel meer wat bedrijven doen heeft invloed op kinderen, op hun leefsituatie en op hun toekomst. Wij helpen bedrijven kindvriendelijker te werken in de breedste zin van het woord en wijzen hen op de kansen om kinderrechten te steunen.’Ikea en ING waren voorlopers in het zich inzetten voor kinderen. Ikea werkt al ruim tien jaar aan het tegengaan van kinderarbeid in de productieketen. Bij ING zetten werknemers zich in om kinderen wereldwijd toegang te geven tot basisonderwijs. In de risk-assessments van de bank zijn kinderrechten meegenomen.Eind 2012 lanceerde Unicef de Children’s Rights and Business Principles. Deze wereldwijde richtlijnen voor bedrijven kwamen tot stand in samenwerking met kinderrechtenorganisatie Save the Children en het VN Global Compact Network, een netwerk van bedrijven. Zo’n 600 vertegenwoordigers van verschillende bedrijven werkten samen met meer dan 400 jongeren wereldwijd aan het opstellen van de richtlijnen. Vanuit Nederland leverde ING een belangrijke bijdrage.De Children’s Rights and Business Principles vormen een verlengstuk van de UN Guiding Principles for Business and Human Rights, die in 2011 door de VN zijn aangenomen. Tien richtlijnen hebben betrekking op de werkplek, de markt, de samenleving en de omgeving waarin bedrijven opereren en helpen hen kinderrechten te verwerken in beleid en praktijk. Een van de richtlijnen gaat over veiligheid van kinderen in alle activiteiten en faciliteiten van een bedrijf. Ook zijn er richtlijnen om in marketingactiviteiten respectvol met kinderrechten om te gaan.Unicef vroeg ING om als eerste bedrijf in Nederland de principes in de praktijk te brengen in een internationaal proefproject. De bank heeft de richtlijnen inmiddels in haar MVO-beleid opgenomen. KLM, ook partner van Unicef Nederland, heeft toegezegd kinderrechten te zullen respecteren en verwerken in de bedrijfsvoering. In Nederland installeert Unicef samen met de Missing Chapter Foundation van Prinses Laurentien van Oranje en met steun van De Nationale Postcode Loterij Raden van Kinderen bij bedrijven. Daarmee kunnen kinderen hun stem laten horen en bedrijven hun bedrijfsvoering kindvriendelijk maken (zie hiervoor ook het hoofdstuk over innovatiemethoden).Kritische partnerOok Wetlands International werkt structureel samen met bedrijven, waarbij ze eigen rol omschrijft als ‘kritische partner’. De organisatie kent drie doeleinden voor die samenwerking: omdat daardoor de partner duurzamer kan werken, omdat Wetlands International zichzelf beter kan positioneren om haar missie te effectueren en omdat samen schade aan wetlands kan worden voorkomen of hersteld. Ook kunnen door de samenwerking andere partijen worden beïnvloed om de wetlands beter te beschermen en te herstellen.Met Shell werkt Wetlands International samen omdat olie- en gaswinning vaak grote impact heeft op wetlands. Vaak draait het bij de samenwerking om preventie en migitatie, soms om herstel, bijvoorbeeld in het geval van het grote Majnoon-olieveld in het zuiden van Irak. Dit gebied was jarenlang het toneel van oorlog en grote drainagewerken, waarbij 90 procent van het oorspronkelijke moeras werd drooggelegd. De Iraakse overheid werkt nu aan herstel. Met Shell heeft Wetlands International een plan gemaakt ter bescherming van de flora en fauna en wordt gewerkt aan een inrichting van het olieveld die het herstel van de moerassen ondersteunt. In een veenproject in Centraal Kalimantan in Indonesië zocht Wetlands International een bedrijf als partner omdat de overheid zich terugtrok. Het behoud en herstel van een groot areaal aan veenbos hier is een lange-termijnprogramma. Aanvankelijk trok de Nederlandse overheid hiervoor 2,5 jaar emergency-financiering uit. Maar een vervolgfinanciering bleef uit toen er een ander kabinet aantrad. Wetlands International besloot zich toen tot het bedrijfsleven te richten. Er werd een partnership aangegaan met Permian Global, een Engels bedrijf dat klimaatverandering en verlies van biodiversiteit tegengaat. Van een groot veenbosgebied zijn de Ecosysteem Restoratie Concessierechten aangekocht voor zestig jaar, een termijn die diepte-investeringen in ontwikkeling en natuurbehoud mogelijk maakt. Daarnaast zoekt Wetlands International samen met het bedrijfsleven naar ecologische oplossingen voor onder meer problemen bij kustbescherming. Ontwikkeling van infrastructuur langs kusten staat vaak op gespannen voet met het behoud van wetlands. Zo kan de aanleg van een dijk visgronden vernietigen. Maar in de Nederlandse waterbouwsector is het adagium tegenwoordig bouwen mét de natuur in plaats van tégen de natuur. Samen met de sector wil Wetlands International die aanpak nu ook internationaal wortel laten schieten. Een bijzondere samenwerkingsvorm is opgezet door PharmAccess Group, dat oorspronkelijk als doel had om hiv/aids in Afrika te bestrijden. In 2006 ging PharmAccess Group samen met de Nederlandse regering en enkele multinationals een publiek-privaat partnerschap (PPP) aan met als doel om mensen met een laag inkomen in sub-Sahara Afrika toegang tot goede gezondheidszorg te verschaffen. Dat gebeurde door het introduceren van ziektekostenverzekeringen en investeringen in medische voorzieningen. De uitvoering vindt plaats in samenwerking met lokale partijen. Financiering komt van het Health Insurance Fund, een fonds dat als doel heeft duurzame zorgsystemen en infrastructuur te versterken in Afrika. In 2007 werd daarnaast het Investment Fund for Health in Africa opgezet, een private equity fonds dat gevoed wordt door bedrijven en investeerders als FMO, Aegon en Heineken. Dit beoogt de particuliere gezondheidszorg en daaraan gelieerde bedrijven in dezelfde regio te ondersteunen. Uit de integrale aanpak ontsproten vele andere initiatieven, zoals een PPP in het Nigeriaanse Kwara. De overheid, verzekeraar Hygeia Community Health Care, het Health Insurance Fund en PharmAccess bundelden hier hun krachten in het Kwara State Community Health Insurance-programma, dat boeren en hun gezinnen toegang tot goede zorg biedt via zorgverzekeringen. VN-secretaris-generaal Ban Ki-Moon omschreef dit programma als ‘revolutionair en innovatief’. Verder ontstonden onder meer het Medical Credit Fund, een leningenfonds voor kleine klinieken, SafeCare, dat internationaal erkende standaards ontwikkelt voor klinieken in Afrika, en M-Health Lab, dat via mobiele telefonie gezondheidszorg toegankelijk maakt voor mensen met een laag inkomen. M-Health Lab heeft onder meer prepaid telefoontegoed geïntroduceerd dat in de gezondheidszorg te besteden is.Campagne tegen kindersekstoerismeSteeds vaker wordt ook cross-sectoraal gewerkt in campagnes of projecten. Een mooi voorbeeld is ‘A collective ‘No’ to child sex tourism in North East Brazil’, een project dat is opgezet door reisorganisatie TUI Nederland, ECPAT en Plan Nederland. Hiermee proberen de drie organisaties een halt toe te roepen aan seksuele uitbuiting van jongeren in noordoost-Brazilië. Het initiatief kwam van Elise Allart, manager Duurzaam Toerisme bij TUI Nederland. Noordoost-Brazilië is een van de charterbestemmingen van TUI. Samen met Barbara Féres, manager Institutional & Corporate Partnerships bij Plan Nederland, ging Allart op verkenningsreis naar Brazilië. Er waren allerlei onopgeloste vragen. Hoe neem je als reisorganisatie verantwoordelijkheid buiten de hotelmuren? Hoe dring je verder door in de productieketen? Waar stopt je verantwoordelijkheid? Reisbrancheorganisatie ANVR werd bij de plannen betrokken. Samen met TUI Nederland coverde zij de wereld van het toerisme. ECPAT, expert op het gebied van bestrijding van seksuele uitbuiting van kinderen, lobbyde richting de Nederlandse overheid en trainde de reisbranche. Plan nam het deel van de kinderrechten voor haar rekening. Het project begon in oktober 2010. Het concrete doel was om 7.500 van de meest kwetsbare jongeren, vooral meisjes, weerbaar te maken tegen seksuele uitbuiting. Verder zouden 350 jongeren een alternatief voor werken in de seksindustrie aangeboden krijgen: een beroepsopleiding en begeleiding naar een baan in de toerismebranche. Tegelijkertijd zette ECPAT zich in om de reisindustrie in Nederland en in Brazilië te motiveren om de Child Protection Code, een gedragscode voor de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting, te ondertekenen en in de praktijk te brengen. In Brazilië legden de projectpartners de brug naar de lokale toerisme sector, wezen lokale overheden op hun verantwoordelijkheid om kinderen te beschermen en betrokken de kinderen, jongeren en hun ouders actief in het project om zo hun weerbaarheid tegen seksuele uitbuiting te vergroten De partners waren het erover eens dat de insteek positief moest zijn. Toeristen werden niet benaderd als potentiële daders, maar als medestanders. Het opgeheven vingertje bleef achterwege. Al snel bleek dat de omvang van seksueel misbruik van jongeren door Brazilianen minstens zo groot was als het internationale sekstoerisme. Het tekortschieten van het kinderrechtensysteem in Brazilië werd zo óók doelwit; een verandering van focus die niet was voorzien. De partners werden serieus genomen, hun activiteiten werden gezien en dat trok weer nieuwe partners aan. Het ministerie van Veiligheid en Justitie en de Koninklijke Marechaussee nodigden het consortium uit om deel te nemen aan een publiekscampagne die reizigers aanspoort om kindersekstoerisme te signaleren en te melden. Mede dankzij de lobby van ECPAT is kindersekstoerisme zo een belangrijk speerpunt geworden op de Nederlandse politieke agenda. TUI Nederland werd in november 2013 uitgeroepen tot winnaar van de prestigieuze World Responsible Tourism Awards 2013 en won ook de prijs in de categorie ‘Best for Child Protection’. De juryleden waren onder de indruk van de bereidheid van de reisorganisatie om een gevoelig onderwerp onder de aandacht te brengen van haar klanten en de Nederlandse reiziger. Ook de allesomvattende aanpak werd geroemd. De prijs stelde TUI Nederland in de gelegenheid om op beurzen en fora over toerisme wereldwijd te spreken over de aanpak van kindersekstoerisme en het thema zo verder uit de taboesfeer in de branche te halen. Inmiddels zijn meer dan 7.500 jongeren bereikt met voorlichting over seksuele uitbuiting, 151 jongeren hebben een beroepstraining gehad, 297 zijn nog in training en 345 Braziliaanse bedrijven in de toerismebranche hebben de gedragscode ondertekend. Sinds 2013 maken reisorganisaties in Nederland deel uit van de multi-stakeholder werkgroep ‘Kindersekstoerisme’ van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Plan Nederland, ECPAT, Terre des Hommes en Free a Girl organiseerden, ondersteund door TUI Nederland, ANVR en het ministerie van Veiligheid en Justitie, de publiekscampagne ‘Don’t Look Away’ rondom jeugdprostitutie tijdens het WK voetbal in Brazilië. De samenwerking leverde Plan Nederland waardevolle contacten op, zoals die met de Amsterdam ArenA, die weer tot nieuwe projecten in Brazilië leidden. ‘Zie hier het ongrijpbare proces dat innovatie heet’, zegt Barbara Féres, manager Institutional & Corporate Partnerships bij Plan Nederland. ‘De les is: als je iets wilt bereiken, moet je buiten de lijntjes durven kleuren.’Aanpak gevolgen klimaatveranderingVoor de aanpak van grotere, mondiale problemen is crossover-samenwerking, onmisbaar. Zo brengt klimaatverandering in onder andere Vietnam de koffieteelt in gevaar. Onder meer door hogere temperaturen en waterschaarste in combinatie met heviger neerslag in het regenseizoen dreigt het gebied dat geschikt is voor koffieteelt in 2050 te halveren ten opzichte van 2012. Een van de problemen is dat de koffie slechter kan drogen. Tegelijkertijd draagt juist de koffieteelt bij aan klimaatverandering, onder meer door de kap van bossen en overdadig gebruik van kunstmest. Samen met de DE Foundation en de Duitse Investerings- en Ontwikkelingsorganisatie (DEG) heeft UTZ Certified het project Coffee Climate Care (C3) opgezet, dat beide problemen tegelijk beoogt aan te pakken. Het project richt zich in eerste instantie op ongeveer 1250 koffieboeren in de provincies Lam Dong en Dak Lak. Met hen worden de problemen in kaart gebracht en alternatieve teeltmethoden uitgeprobeerd. Hierbij zijn meerdere partijen bij betrokken, ieder met hun eigen verantwoordelijkheid en expertise. Lokale en internationale onderzoeksinstellingen bekijken de precieze impact van de klimaatverandering op de lokale koffieproductie en komen met maatregelen om die tegen te gaan. De betrokkenheid van nationale en regionale overheidsinstanties is nodig om de nieuwe methoden op te schalen naar nationaal niveau. Toeleveranciers in de koffieketen helpen bij de ontwikkeling en implementatie van oplossingen die de impact van de productie op het milieu reduceren. De resultaten van het project dragen bij aan de ontwikkeling van nieuwe criteria die uiteindelijk in de gedragscode van UTZ Certified worden opgenomen. Daarnaast worden de criteria ook in koffieregio’s elders in de wereld geïmplementeerd.Cross-sectorale netwerkenSoms zit het cross-sectorale karakter al in de opzet van een organisatie besloten. Dat is bijvoorbeeld het geval bij Agri-ProFocus, een netwerk van maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen, overheid en bedrijfsleven met 36 leden dat in 2005 werd opgericht onder het motto ‘alleen ga je sneller, maar samen kom je verder’. Doel van deze Hollandse ‘vierhoek’ was om de vragen van producentenorganisaties in ontwikkelingslanden beter te kunnen beantwoorden. Per programma worden steeds nieuwe coalities gesmeed. Ook in de ontwikkelingslanden zijn, naar eigen voorbeeld, weer cross-sectorale netwerken opgezet (zie verder het hoofdstuk over productinnovatie).Hivos werkte samen met de Dutch Design Week. Acht kunstenaars uit verschillende landen kwamen op uitnodiging van Hivos naar dit jaarlijkse evenement voor ontwerpers. Ze ontmoetten daar Nederlandse designers en kunstenaars en werkten actief samen. Ook richtte Hivos samen met Free Press Unlimited en XS4ALL het Internet Protection Lab op. Dat steunt journalisten, bloggers en activisten die bedreigd worden. Het idee ervoor ontstond tijdens de Arabische Lente, toen machthebbers probeerden de toegang tot internet te blokkeren. Het Internet Protection Lab levert internetverbindingen, expertise en beveiligde webhosting. Ook geeft het trainingen en werft het fondsen.Dit is een hoofdstuk uit het boek 'Van start-ups tot striphelden' dat ik in 2014 met Peter van Lier schreef in opdracht van Partos, de branchevereniging voor internationale samenwerking. Het is uitgegeven door LM Publishers (ISBN 978-94-6022-371-6).
|
|