Menno Bosma - Journalistieke producties
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oktober 2018
Blogoverzicht:
|
Blog29 oktober 2018JubileumDit jaar zit ik 40 jaar in de journalistiek. Mijn eerste arbeidscontract zwerft vast nog ergens in huis rond (ik bewaar veel, maar het is niet allemaal even geordend), ik meen dat het in mei inging. Ik had al wat voor een huis-aan-huis-blad in mijn eigen regio gedaan, maar nu, als regioverslaggever bij de Goudsche Courant, werd ik een echte journalist. Ik had één poging gedaan om op de School voor Journalistiek te komen (je had er toen één, in Utrecht, die faam genoot als marxistisch bolwerk) maar het aantal aanmeldingen overtrof het aantal plekken en ik was er niet tussen gekomen. Achteraf vond ik dat niet zo erg. Gooi mij maar in het diepe en er gebeurt wel wat.Mijn eerste chef, Jek Kleijn, monsterde bij het sollicitatiegesprek ietwat misprijzend mijn vale, versleten t-shirt, maar zag kennelijk ook dat er echt journalistenbloed door mijn aderen stroomde, en dat zag hij goed. Samen met Oele Steenks en later Jeroen van Berkel vormde ik de regioredactie. Dat betekende dat we de dorpjes rond Gouda coverden. Gouda en omgeving liggen in wat ik altijd maar de poliozone noem (anderen spreken van de zwartekousenkerkenzone), een strook van noordoost- naar zuidwest-Nederland waarin het bevindelijk deel der natie is geconcentreerd. Voor mij, met mijn gereformeerde herkomst, bekend terrein, al was het een beetje de kat op het spek binden om mij als afvallige juist in zo’n regio los te laten. Tussen mij en de vele SGP’ers in de regio (in veel gemeenten rond Gouda vormden ze de grootste fractie) is het dan ook altijd haat-liefde geweest. Een voordeel van de mannenbroederscultuur was wel weer dat er bij sommige raadsvergaderingen jonge jenever werd geschonken.Wordt dit een nostalgisch stukje? Nee, ik wilde wat dingen op een rijtje zetten. Allereerst mijn grootste bloopers. 1. Ik wilde aantonen dat recherchebureaus vuige methoden hanteren en fingeerde daartoe een transactie met een ondernemer. Maar de ondernemer was een zeer goede bekende van me en dat ontdekten ze. Het bureau hield zich keurig netjes aan de regels en belde zelfs mij om een en ander te verifiëren. Ik hoorde nog net geen gegrinnik tijdens het telefoongesprek. Het kostte het blad waarvoor ik dit deed een kleine 500 euro zonder dat er een verhaal tegenover stond.2. Voor hetzelfde blad toog ik naar Portugal omdat een Kamerlid me had verteld dat een grootindustrieel daar schimmige belangen had. Het verblijf in Portugal was aangenaam, maar het lukte niet om wat voor malversatie dan ook aan te tonen. Blad not amused. Ik geloof dat ik toen de conclusie trok dat ik niet in de wieg gelegd ben voor onderzoeksjournalistiek.Ik zie natuurlijk ook op successen terug. Zoals1. Dat ik als jong broekje een interview met de Argentijnse president Alfonsín (de eerste burgerpresident na de militaire dictatuur) wist te regelen. Ik herinner me nog dat hij de Moeders van Plaza de Mayo ‘moeders van terroristen’ noemde en dat hij, na me te hebben gecomplimenteerd met mijn goede Spaans, opmerkte dat je Spaans het best in bed leert. Beide opmerkingen liet ik in het verhaal staan.2. Dat ik voor een verhaal over de nazi-uittocht naar Latijns Amerika in Argentinië oud-nazi’s wist op te sporen en te interviewen.Een tussentijdse balans opmakend geloof ik dat ik een redelijke allround journalist ben geworden. Ik ben er trots op dat ik me op allerlei vlakken ontwikkeld heb (zo ben ik meer en meer een bladenmaker geworden) en dat ik als freelancer, crises en veranderende verdienmodellen ten spijt, altijd het hoofd boven water heb gehouden. Intussen ken ik ook mijn beperkingen. Ik ben geen hoofdredacteur pur sang en dus ook geen onderzoeksjournalist. Dat is óók goed om te weten voor de komende twintig jaar…
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||